Orgels
Strumphler orgel
Het Strumphler orgel dateert van 1803 en komt uit de Doopsgezinde kerk van De Rijp. Enige jaren geleden werd het volledig gerestaureerd en in oorspronkelijke staat hersteld.
Dit hoofdorgel van de Geertekerk is gebouwd in 1803 door Johannes Stephanus Strumphler. Deze orgelbouwer, geboren in 1736 te Lippstadt in Westfalen, vestigde zich vermoedelijk in de jaren zestig van de 18e eeuw in Amsterdam. Reeds tijdens zijn werk verwierf hij zich een grote naam in zijn vak. Zo heeft hij bijvoorbeeld nooit via advertenties moeite hoeven doen om zijn orgels te verkopen. Blijkbaar werden zijn instrumenten zo gewaardeerd dat de kopers vanzelf kwamen. Hij is vooral bekend geworden om de vele mooie kabinetsorgels die hij heeft gebouwd, welke grote overeenkomst vertonen met de huisorgels van zijn Amsterdamse collega D. Onderhorst, van wie óók een instrument aanwezig is in de Geertekerk. Het grootste orgel dat Strumphler gemaakt heeft, bevindt zich tegenwoordig in de Arnhemse Eusebiuskerk. Het telt 3 klavieren en pedaal en is gebouwd in 1796.
Kabinetorgel
Het kleine kabinetorgel in de Geertekerk is in 1765 gebouwd door Didelof (Deetlef) Onderhorst, een tijdgenoot van Strümpfler. Het kabinetorgel is enige jaren geleden gerestaureerd.
Alhoewel een originele signatuur niet meer aanwezig is, wordt dit instrument toegeschreven aan Didelof (Deetlef) Onderhorst vanwege grote overeenkomsten met een ander orgel (in particulier bezit) dat door hem in 1762 werd voltooid. Over de verdere geschiedenis van dit orgel is maar weinig bekend. Na een restauratie door de firma Gebr. van Vulpen in 1957, werd het instrument in de Geertekerk geplaatst. Men vervaardigde toen een nieuwe windvoorziening (magazijnbalg), nieuwe bakstukken en nieuwe wellen. Tevens werd de oude Quint 3 B vermaakt tot Prestant 4 B. Aansluitend volgde een herintonatie op basis van ruimere voetopeningen.
Ruim veertig jaar later was het orgel toe aan algeheel technisch herstel, hetgeen opnieuw aan Van Vulpen werd toevertrouwd. De thans voltooide restauratie betrof met name de windlade, de klaviatuur en het pijpwerk. Daarbij zijn de intonatie-ingrepen van 1957 zoveel mogelijk geretoucheerd; de Prestant 4 B bleef echter gehandhaafd.