Verwondering is – eerder dan twijfel – de wortel van alle kennis
Geschreven door Alleke WieringaDrie maanden lang kon ik mij tijdens het studieverlof verdiepen in de grote inspiratiebron uit mijn studiejaren: rabbijn en godsdienstfilosoof Abraham Joshua Heschel (Warschau 1907 – New York 1972). Die tijd was nodig, want A.J. Heschel ‘doe’ je niet even tussen vergaderingen, kringen en bezoeken door. Hij schrijft en denkt op een intense manier, in kringen cirkelend om zijn onderwerp. Het duurt even voordat je daar je weg in hebt gevonden. Tegelijkertijd produceert hij bijzonder herkenbare zinnen en aforismen, waar menige remonstrant meteen instemmend bij zal knikken.
Deze bijvoorbeeld: ‘Ons doel zou moeten zijn om het leven te leven in radicale verwondering… ’s Morgens opstaan en zó naar de wereld kijken dat niets wat je waarneemt vanzelfsprekend is. Alles is fenomenaal! Alles is ongelofelijk. Behandel het leven nooit zonder aandacht. Spiritueel zijn is verwonderd zijn’.
Dergelijke woorden hoor je ook in de eerste regels van de geloofstekst 2006 van de remonstranten klinken: ‘Wij beseffen en aanvaarden dat wij onze rust niet vinden in de zekerheid van wat wij belijden, maar in verwondering over wat ons toevalt en geschonken wordt; dat wij onze bestemming niet vinden in onverschilligheid en hebzucht, maar in wakkerheid en verbondenheid met al wat leeft’
Een God die geen persoon is maar wel met ons meeleeft
De verwondering over alles wat er is, het open staan voor wat de dag brengt en het je laten raken door alles wat je omgeeft, zijn de drijfveren van een gelovig mens. Het inzicht dat geloof en onverschilligheid niet kunnen samengaan, doet je je verantwoordelijkheid nemen voor de wereld om je heen. Hier bevinden wij ons dicht bij elkaar.
Het gegeven dat mensen geraakt en geroerd kúnnen zijn is volgens Heschel de verbinding met de werkelijkheid van de Levende God, die zich ergens achter en om ons beperkte ervaren heen bevindt. Onze ontroering en onze intuïtie dat er meer moet zijn, ons vermogen om te dromen van een betere wereld zijn – om zo te zeggen – door God in ons gelegd als link naar Hem toe.
Heschel twijfelt geen moment aan die werkelijkheid van een Levende God.
Hij verwerpt het idee van een onbewogen schepper achter alles. Heschels God leeft intens mee, is intens bezorgd en heeft mensen nodig. God zoekt mensen. En aan de mens is de uitdaging om hem te zoeken. Hij ziet deze God echter niet als een persoon, hoewel hij relationele eigenschappen heeft. Noties als ‘De Eeuwige’ of ‘Bron van zijn’ zeggen hem niet zoveel omdat daar geen sprake van een relatie kan zijn.
Heschels godsbeeld is voor velen, en zeker ook voor theologen, confronterend en uitdagend; ook voor remonstranten – denk ik zo.
God is een eigen categorie
De werkelijkheid van de levende God moeten we als een eigen categorie begrijpen. Niet met redenaties uit de filosofie, de sociologie of de psychologie. Religie is een eigen ‘tak van sport’. Religie moet je als fenomeen in zichzelf verstaan.
Veel aspecten van ons godsdienstig bezig zijn gaan immers óver de woorden heen. We vermoeden iets, maar kunnen er de hand niet op leggen en toch ervaren we dat het ons bijvoorbeeld kracht geeft. Zo hebben we een ziel die kan zingen en een hart dat zwaar kan zijn. Het is een reële ervaring voor ons, terwijl een medicus de ziel nooit zal kunnen scannen, net zo min als hij kan wegen hoe zwaar het hart eigenlijk is.
De God die we uit de bijbel vernemen gaat onder een naam die niet uit te spreken is. Met opzet gaat Hij over de woorden heen – je kunt hem niet vastleggen in menselijke redeneren, rituelen of afbeeldingen. ‘Een gezichtsloos gezicht dat je alleen met de achterkant van je ogen kunt zien’. En tegelijkertijd is Hij te ervaren als de warmte van de zon in je rug. Zo dichtte de student Heschel toen hij in Berlijn werkte aan zijn proefschrift over de profeten.
Dit gedicht bevat eigenlijk al alle grote thema’s waar Heschel zijn verdere denkende en schrijvende leven op door zou gaan. Thema’s die ik hierboven aanstipte.
God volgt me overal
Spint een web van glimpen om me heen
verwarmt mijn oogloze rug zoals de zon.
God volgt me als een woud overal.
Mijn lippen, vervuld van verwondering, zijn verdoofd, verstomd
Net een kind dat bij toeval een oude heilige plaats ontdekt
God volgt me als een rilling overal
Het verlangen in mij is rust; de eis in mijn binnenste is: Sta op!
Zie hoe de profetische visioenen verwaarloosd op straat liggen.
Ik zwerf met mijn mijmeringen als met een geheim
in een lange gang door de wereld
en soms zie ik, hoog boven me, het gezichtloze gezicht van God.
God volgt me op tramrails en in cafés
En alleen met de achterkant van je ogen kun je zien
hoe geheimen rijpen en visioenen worden.
Ruime blik
Waarom zou een remonstrant zich met Heschel bezig moeten houden – zich door hem laten inspireren en uitdagen? Vanwege bovengenoemde verwantschap in verwondering en wakkerheid. Maar ook om zijn ruime blik: hij zit niet vast in één stroming. En omdat hij zijn uitgangspunt in eerste instantie kiest in de menselijke ervaring. Dit weet hij, via zijn ervaren van de levende werkelijkheid van God, te verbinden aan daadwerkelijk verantwoordelijkheid nemen voor je wereld.
‘Een gelovig mens is iemand die altijd God en mens in één gedachte tegelijk bij elkaar houdt, iemand die lijdt aan het leed dat anderen wordt aangedaan, wiens grootste passie compassie is, wiens grootste kracht liefde is, iemand die de wanhoop tart.’
‘Geloven is niet het vastklampen aan een heilig altaar, maar een eindeloze bedevaart van het hart.’
Geïnteresseerd? Van mij kunt u een cursus, een workshop en een lezing over Heschel tegemoet zien. De cursus draait nu al in de gesprekskring in Houten. We combineren het lezen over Heschel met het lezen van Heschels teksten en verbinden dit met ons eigen denken en ervaren. In januari is er een cursus in Geldermalsen.