4 oktober 2016

Gaan neoliberalisme en zinvol leven samen? Over verbeelding en ontworteling

Geschreven door Laurens ten Kate
Verdieping Foto: Pete Linforth Gaan neoliberalisme en zinvol leven samen? Over verbeelding en ontworteling

Europa is voor veel mensen een abstract verhaal. Voor mij ook. Sterker nog, sinds de totstandkoming van de Europese Unie, de oprichting van een Europees parlement en de invoering van de euro is Europa alleen maar abstracter geworden. Iets gaat er niet goed, maar wat?

De vrije markt als dogma

Europa is vooral een economisch project: misschien is het dát wel wat niet goed gaat! Europa is gebaseerd op één heilig idee: de vrije markt. We leven in een tijdperk van algehele vermarkting van ons leven. Van het maatschappelijk leven: denk aan de zorgsector in Nederland, aan het onderwijs en de wetenschap. Maar ook van het persoonlijk leven: ieder wordt geacht ondernemer te zijn van zijn of haar eigen bestaan. Dat is naargeestig, want mensen worden op zichzelf teruggeworpen: zie maar dat je je vrijheid te gelde maakt! Het permanente ondernemerschap, zoals dat ons wordt voorgehouden in de retoriek van sommige vacaturebanken, is keihard en sluit veel mensen uit. Een voorbeeld: ‘Volgens ons zijn er twee soorten mensen. Mensen die opzien tegen de maandag. En mensen die de maandag zien als een frisse start van de week. Die het verschil maken.’ Wie werkloos is, of zijn of haar leven en baan soms als zinloos ervaart, wie geen ‘verschil kan maken’, hoort bij de verkeerde soort mensen. Ik zou zeggen: Tot maandag! Als dit de trieste werkelijkheid is van Europa, dan begrijp ik goed dat mensen bang en boos worden, en ‘tegen’ zijn. Want het is een Europa dat de mensen aan hun lot overlaat. Er is geen publieke ruimte meer die mensen in verbinding met elkaar vrijheid geeft in plaats van dat ze die vrijheid in competitie met elkaar zelf, ieder voor zich moeten realiseren. Een gezonde publieke sector gaat niet samen met neoliberale vermarkting, stelden Evelien Tonkens en Margo Trappenburg bij hun oraties aan de Universiteit voor Humanistiek, eind april. Ik ben het daarmee eens.

Europa is een politiek experiment dat vraagt om betrokkenheid van zijn inwoners

Als we op dit punt niet snel tegengas gaan geven, profiteert Wilders van de onzekerheid. Niet de vluchteling of de ‘linkse elite’ is de vijand, maar de neoliberale politiek die de mensen in de steek laat. Het verbaast me dat dit in het huidige debat over Europa en zijn grenzen nauwelijks een rol speelt, terwijl het toch zo voor de hand ligt. Een neoliberale politiek kan niets met vluchtelingen en hun lot: het reduceert ze tot quota. En zo’n politiek kan niets met de betekenis van grenzen, want die staan de grenzeloosheid van de markt in de weg. Paul Scheffer pleit voor het indammen van migratiestromen en het omgrenzen van Europa; Marli Huijer, ‘denker des vaderlands’, pleit in haar manifest dat vorige maand in deze krant verscheen – ik heb het ondertekend – juist voor een open Europa. Maar geen van beiden richten hun peilen tegen de ideeën van Rutte of Dijsselbloem.

Europa mag geen economisch project zijn, dat vooral de belangen dient van de winners en hun bankrekeningen. Europa is een politiek experiment, dat de betrokkenheid van zijn inwoners hard nodig heeft. Niemand herkent zichzelf in een referendum over een handelsverdrag. De echte vragen zijn politieke vragen, en gaan over de publieke ruimte die neoliberale politici nu net verwaarlozen. Hoe maken we ons continent leefbaar in een tijd dat nationale, culturele, religieuze grenzen veranderen? Het Europa van Schengen heeft het contact tussen bijvoorbeeld Italianen, Polen en Nederlanders enorm vergemakkelijkt en versterkt: daar kunnen we niet meer achter terug, en waarom zouden we dat willen? Maar Schengen betekent niet dat nationale en culturele achtergronden er niet meer toe doen, zoals het neoliberalisme beweert.

En hoe open kunnen de grenzen rondom Europa zijn, niet alleen om vluchtelingen uit de mede door Europa veroorzaakte hel van Syrië op te vangen, maar ook om Europa in een globaliserende wereld een zinvolle plaats te geven? Met andere woorden: hoe zorgen we dat we sterk genoeg staan om, zoals Scheffer het zegt in zijn essay voor de Maand van de Filosofie, ‘op een duurzame manier de kring te verruimen van mensen met wie we ons vereenzelvigen’? Een antwoord op zulke vragen kunnen we niet ieder voor zich geven. We hebben elkaar dringend nodig, we hebben een andere politiek nodig, die vervolgens weer op een andere manier met tradities, culturen, nationale identiteiten omgaat, oftewel: met de impact die levensbeschouwing, religie, zingeving op de levens van 21ste-eeuwse mensen, heeft – zowel de levens van de prinsen als die van die de pechvogels. De kille maandag van het neoliberalisme helpt ons hier weinig verder. Maar waarom is dat zo? Op die kwestie wil ik in het vervolg van deze korte lezing wat dieper ingaan.

Cultuur en tradities doorgeven: privézaak of ook van publiek belang?

We leven van tradities, en herscheppen ze van tijd tot tijd. De mens in onze eeuw is bij uitstek een zinzoeker: hij of zij kunnen zich steeds minder verlaten op vaste zingevingskaders die hun worden aangereikt. Ze zullen zelf zin aan hun levens moeten geven. Maar dat betekent niet dat iedereen uit het niets de zin van zijn of haar bestaan kan creëren. Juist om tradities, hun symbolen, verhalen, rituelen, te kunnen herscheppen, moet er dóórgegeven worden. De spraakmakende Franse socioloog en filosoof Olivier Roy spreekt in dit verband over het gevaar van deculturalisatie. Een van zijn voorbeelden zijn radicaliserende moslimjongeren in Europa. Juist doordat zij, derde of vierde generatie migranten, volledig losgeweekt zijn van hun sociale en culturele bedding – waarin de islam een complexe rol vervulde – kunnen zij ertoe over gaan hun eigen vaak bizarre hotchpotch van ideeën, symbolen en vooral waarheden uit de Koran samen te stellen. De vele islamitische websites en webfora zijn daarbij een zowel behulpzame als bedenkelijke bron. Roy analyseert deze situatie al in een boek met de veelzeggende titel Holy Ignorance, uit 2008. De recente toename van terreur in Europa, met name in Frankrijk en België, geclaimd door IS en gelegitimeerd vanuit een zelf gemaakte versie van de islam, geeft Roy denk ik meer dan gelijk.

Wanneer neoliberalisme cultuur en traditie tot privézaak maakt, tot iets wat niet tot de verantwoordelijkheid van politiek en publieke ruimte behoort, werkt het indirect deze ontworteling door deculturalisering in de hand. Moslimjongeren laten zich niet reduceren tot economische actoren die per definitie aan de onderkant van de samenleving zullen moeten opereren. Zij verzetten zich er fel tegen de economische pechvogels van Europa te worden, en formuleren hun strijd in termen van… een nieuw beroep op religieuze waarden. Aan die waarden ontlenen zij een nieuw zelfbewustzijn, een nieuw gevoel van eigenwaarde, tegenover wat zij zien als een decadent Europa zonder cultuur, zonder waarden. Zij claimen die waarden en veroveren de idealen terug op een wereld die van hen, hun ouders, grootouders en overgrootouders niet veel anders heeft gemaakt dan nuttige ‘human resources’, arbeidskrachten waarvan het volstrekt onbelangrijk was dat zij ook nog een cultuur, een religie meebrachten. Niet voor niets werden die groot- en overgrootouders ‘gastarbeiders’ genoemd. De gasten bléven echter, ontwortelden zich, en slaan nu terug. Eigenlijk kan ik dat best begrijpen. Radicaliserende moslimjongeren zijn én een product van de door Olivier Roy doordachte deculturalisatie, én ze belichamen het verzet daartegen. Daarin lijken ze gek genoeg op de nieuwe nationalisten en populisten in Europa. Denk maar aan Wilders’ beroep op de joods-christelijke traditie als legitimatie van een politiek van afgrenzing en uitsluiting. Wilders beroept zich juist níet op een traditie, maar op een mutatie van joodse en christelijke motieven voor eigen gebruik; daarin is voor de vreemdeling – toch een niet onbelangrijke figuur in Tenach en Evangelie – even geen plaats.

Dat gezegd zijnde: al is ontworteling een gevaar dat het neoliberalisme met zich meebrengt, mensen zijn in deze tijd zinzoekers, stelde ik zojuist. En bij die ‘mensen’ hoort iedereen: moslimfundamentalisten, populisten en wijzelf, zoals we hier zitten, hoe we onszelf ook noemen. We zijn zinzoekers, en daarmee spelen we met, transformeren en herscheppen we de tradities waaruit we komen. In mijn boekje De Vreemde Vrijheid, dit jaar verschenen, noem ik dat de ‘vrijzinnige conditie’ van onze tijd. En wie zinzoeker is, is daarmee ook altijd enigszins losgeslagen van zijn of haar wortels. Zo ver staan we dus ook weer niet af van Roy’s moslimjongeren.

Anders gezegd: de mens van de 21ste eeuw schept zelf de zin van zijn of haar bestaan, maar dat is een kwetsbare, instabiele, tijdelijke zin.

OK, dan scheppen we zelf de zin van ons bestaan

Hoe werkt dat zin zoeken in onze tijd? Ik sluit af met een voorbeeld. In zijn befaamde programma Na de pauze uit 2009 neemt de cabaretier Herman Finkers, door de schrijver Willem-Jan Otten ooit de ‘grootste theoloog van Twente’ genoemd – beslist niet uit spot -, zijn publiek mee in een onderzoek naar feit en fictie. De hemel is een terugkerend thema, maar opmerkelijk genoeg gaat het daarbij zelden over de hemel als plek waar we na onze dood heengaan. Dat geldt ook voor het liedje ‘Daarboven in de hemel’. De hemel wordt daarin gearticuleerd als een prachtig voorbeeld van een social imaginary. De hemel is een gecreëerde ruimte van verbeelding, ze is ‘verzonnen en daardoor bestaat ze juist’. Als zinswereld die mensen maken, maakt ze de mensen op haar beurt: ze geeft hun houvast, zoals in het omgaan met het onverteerbaar moeilijkste: met de dood. Mijn eigen dood, maar veel meer nog de dood van mijn dierbaren. De hemel geeft taal aan grenservaringen, zou je kunnen zeggen.

De hemel is dan ook minder die plek elders dan een gebeurtenis op aarde, in het hier en nu. Dat is overigens een gedachte waarmee Finkers aansluit bij de theologie van het vroege christendom, waarin het ‘koninkrijk der hemelen’ zoals Christus dat aankondigt, een nieuwe dimensie van het leven op aarde is, en niet een utopisch einde der tijden. ‘In de wereld, maar niet van de wereld zijn’, is daarvoor dan de paradoxale formulering in de evangelieteksten.

De hemel vindt plaats hier en nu, in Finkers’ programma vindt ze plaats in en door het zingen van het liedje.

‘Dit lied is verzonnen en hoor hoe het bestaat!
Ik zing het graag omdat daarmee de hemel opengaat.
Dus daarboven in de hemel zien wij elkander weer,
daar drinken wij een glaasje met Onze Lieve Heer.
Ook hij die nooit geloofde, heft daar met ons het glas,
en kan dan maar niet geloven dat hij ooit op aarde was.’

Lees ook van Laurens ten Kate: Niets maakt Europa onvrijer dan de vrije markt
 

 

Gerelateerd