Woorden tekort
Geschreven door Bart KooimanAfgelopen week waren wij bij de uitvaart van Henk, de vader van mijn zwager. Een verdrietige gebeurtenis, waar Evelien en ik bij waren om mijn zus en zwager en hun gezin te steunen.
Wat leer je toch veel over een overledene, als je die zelf alleen op verjaardagen kort wist te spreken. En ‘spreken’ is in dit geval ook al veel gezegd, want Henk had de ziekte van Parkinson en kon zich moeilijk verstaanbaar maken. Zeker in een woonkamer vol kleine kinderen…
De dominee in de protestantse Immanuelkerk in Haarlem heette iedereen welkom, zoals we dat bij de Remonstranten ook gewend zijn: “Misschien klinken de woorden van vandaag u bekend in de oren, misschien ook helemaal niet”. Iedereen was welkom om op zijn of haar eigen manier afscheid te nemen van Henk, zelf zeer vertrouwd met de taal in deze kerk die hij – rolstoel of niet – koste wat kost trouw was blijven bezoeken.
Sprakeloos
Mijn zwager en zijn broer wisten – dwars door hun verdriet heen – te spreken over het leven van hun vader. We leerden over zijn ondeugende humor: “Waarom zoeken jullie niet een meneer Stoffer in het telefoonboek en bellen hem op om te vragen of mevrouw Blik ook thuis is?”. En over zijn doorzettingsvermogen. Ook na 35 jaar (!) Parkinson, waarin het voeren van een gesprek steeds lastiger was geworden, bleef hij proberen zichzelf verstaanbaar te maken.
Het werd mij steeds meer duidelijk wat een beperking de taal toch ook kan zijn. Als ‘jezelf verstaanbaar maken’ voorwaardelijk is voor het hebben van contact, wat een last is dan die ogenschijnlijk vanzelfsprekende woordenwereld.
Zijn hele leven was Henk iemand die juist ook heel veel heeft gedaan en beleefd. Naar Moskou met zijn zoons, waar hij koste wat kost naar het Rode Plein wilde lopen om zo’n Russische bontmuts te kopen. Die hij vervolgens thuis in Haarlem zo vaak mogelijk opzette, wat anderen daar ook van vonden. Een ritje in de cabine van een vrachtwagen. Samen voetbal kijken. Allemaal dingen die je – samen met de mensen die je lief zijn – sprakeloos mag ervaren.
Taalfamilie
Zelf kom ik uit een talige familie. Veel beroepsmatige sprekers, verhalenvertellers en grote gezinnen waarin bijna iedereen probeert verbaal iets van de ruimte in te nemen. Gesprekken voeren, grappen maken, de maatschappij beschouwen, allemaal met veel liefde voor de taal en in contact met elkaar. En ook wel met een zekere competitiedrang: wie maakt de scherpste grap, schiet het hardst raak, wie voert de boventoon. Ik geniet enorm van al dat geklets en voel me daarbij thuis. Luisteren kunnen we overigens ook hoor, het verhaal van een ander is net zoveel waard als dat van de kletsende Kooiman.
Maar als de taal dan in de weg gaat zitten, door ziekte of omdat er gewoon teveel mensen tegelijk aan het woord zijn, dan kan het ook geen kwaad om eens achterover te leunen, het leven te ervaren zoals het is en zwijgzaam aandacht te geven aan dat wat ertoe doet.
Mensen die om elkaar geven hebben tenslotte vaak aan één woord genoeg.