Wetenschap versus religie
Geschreven door Pieter Bons en Roosmarijn LuikenTuinkabouters
Traditioneel staan religie en wetenschap enigszins op gespannen voet met elkaar, maar is die concurrentiestrijd terecht? Ik wil het zeker niet hebben over de vraag of dinosaurussen echt hebben bestaan en dat soort kwesties, maar de positie van beiden in ons huidige denken vind ik wel interessant.
Wat maakt bijvoorbeeld een goede wetenschappelijke theorie? Technisch gezien is iets een goede theorie als de (wiskundige) beschrijving van een fenomeen correcte voorspellingen doet, anders niet. Maar mensen zijn verhalenvertellers en we praten graag over concepten en verbanden alsof ze echt bestaan in plaats van alleen wiskundige hulpmiddeltjes zijn om tot het juiste antwoord te komen. De concepten – zoiets als energie bijvoorbeeld – krijgen betekenis voor ons. Maar mag dat zomaar? En hoever kan je daarin gaan?
Stel je eens de volgende nieuwe natuurwet voor: In een parallel universum zitten vier onsterfelijke tuinkabouters voor eeuwig te klaverjassen en houden daardoor de formule E = m c2 in stand. De kabouters zijn trouwens op geen enkele manier door ons waar te nemen met een experiment. Deze natuurwet doet net zulke goede voorspellingen als zijn (wiskundig equivalente) standaardbroertje verzonnen door Einstein. Maar daarmee is de kaboutertheorie dus ook evenveel ‘waar’ volgens Poppers definitie van falsifieerbaarheid. De meeste mensen zullen hem iets minder elegant vinden dan de variant zonder ‘onnodige’ aannames over kabouters, maar dat is persoonlijke smaak.
De interpretatie – het verhaal – van een theorie kan de wetenschapper helpen zijn gedachtes te ordenen en mogelijk zelfs de doorbraak betekenen voor nieuwe theorieën. Het is echter wel belangrijk om te blijven onderscheiden wat nou de theorie zelf is (een objectieve technische constructie om gebeurtenissen in de natuur te voorspellen) en wat de subjectieve interpretatie is waarin betekenis wordt toegekend aan de abstracte concepten.
Outside-in & inside-out
En dan over naar religie. Of eigenlijk bedoel ik dan ook spiritualiteit, zingeving en alles wat daarbij hoort. Welke rol heeft die in het verhaal. Persoonlijk zie ik het onderscheid als volgt: de wetenschappelijke benadering van de wereld is outside-in, een objectieve beschrijving van alles wat we om ons heen waarnemen. Spiritualiteit is inside-out: een benadering vanuit het ‘ik’ van mens zelf. Het gaat over hoe jij als persoon de wereld ervaart, een domein waar de natuurwetenschap geen toegang toe heeft.
Een mooi, weliswaar weinig origineel, voorbeeld is het concept van ‘vrije wil’. Vanuit de natuurwetenschappen heeft vrije wil geen enkele betekenis. Alles bestaat uit atomen, moleculen en complexere structuren en volgt netjes het grote krachtenspel zonder doel of voorbedachte rade. Zelfs processen als evolutie die kunnen leidden tot intelligent leven doen dat zonder richting, het is niet meer dan een set regels over hoe complexe systemen zich aanpassen aan veranderende omstandigheden.
Vanuit de spiritualiteit echter is vrije wil een centraal thema. Hoewel het volledig waar kan zijn dat we slechts atomen zijn in een kosmisch krachtenspel, nog steeds staan we voor de keuze of we linksaf slaan of rechts. En hoewel we volgens de wetenschap geen invloed hebben op de uitkomst, betekent dat (helaas?) niet dat we kunnen afwachten tot de toekomst zich vanzelf ontvouwt, we moeten het alsnog zelf doen. Ook niets doen is een keuze.
Rode draad
Voor de meeste belangrijke thema’s in ons bestaan – liefde, verdriet, angst, hoop – is spiritualiteit vele malen relevanter dan wat de wetenschap te bieden heeft. Een grote uitdaging is echter hoe je een mate van objectiviteit kan bereiken zodat het ons eigen individu kan overstijgen. Voor de natuurwetenschappen is dit vanzelfsprekend: alle behaalde resultaten moeten door anderen reproduceerbaar zijn. Voor de inside-out benadering is dit problematischer, we zijn immers allemaal verschillend. Maar gelukkig lijken we als mensen voor een groot deel ook wel op elkaar. Hoewel spiritualiteit volgens mij altijd een beetje subjectief mag (of moet) blijven, ligt de grootste toegevoegde waarde in de overeenkomsten vinden met elkaar. Deze geestelijke verbinding zit ook diep verweven in de grote wereldreligies en vormt daarmee een waardevolle inspiratiebron gebaseerd op eeuwen en eeuwen van menselijkheid. Religie is een rode draad om houvast en richting te geven aan onze eigen persoonlijke levensovertuiging.
Wetenschap en religie vertellen allebei verhalen. Wetenschap vertelt ons over hormonen en neurotransmitters en activiteit in hersenhelften, maar religie vertelt ons over de liefde die we voor andere mensen kunnen voelen en de betekenis die dat geeft aan ons leven.