8 januari 2021

Waar is de maan?

Geschreven door Aalze Koster
Inspiratie Prawny via Pixabay Waar is de maan?

Het waren de donkere dagen vlak na het nieuwe jaar. De dagen waarop de sneeuwklokjes hun kopjes nog meer lieten hangen dan ze al gewend waren. De dagen waarop het rode van de roodborstjes vaal oogde. En de mollen, die anders het landschap versierden met hun mooiste molshopen, zich niet bovengronds lieten zien.

De maan die gewoon was de aarde elke avond met zijn zilverschijn te verlichten, was nergens te zien. Niet even weg verscholen achter dikke zwarte wolken, maar al weken, maanden lang was het maanlicht uit.

Normaal zaten de uil en de aardworm elke avond op het bankje voor de boom waar de uil woonde en vertelden ze elkaar hun belevenissen. Maar zonder maanlicht leken hun ervaringen betekenisloos. ‘Waarom zou iemand daarnaar willen luisteren?’, dachten ze beiden. Ze schaamden zich een beetje dat ze ooit geloofd hadden dat die verhalen interessant waren voor de ander. Als ze elkaar nu bij toeval tegenkwamen, mompelden ze wat, keken schichtig de andere kant op en haastten zich naar huis.

De ijsbeer, die een tijd geleden in het bos was komen wonen, omdat de lange duisternis hem van de ijsvlakten had verjaagd, maakte zich zorgen om de maan. Waarom bleef die weg? Hij kwam de uil vaak ’s ochtends tegen, als hij op pad ging om vis te vangen in de bosvijver en de uil terugkwam van zijn nachtelijke avonturen. Dan blikten ze even naar boven en keken elkaar dan zorgelijk en veelbetekenend aan. En als de ijsbeer de aardworm tegenkwam, zuchtten ze beiden. ‘Kunnen we niet bedenken wat er aan de hand is met de maan?’, zei de ijsbeer tegen de aardworm. ‘Samen met de uil. Die weet immers alles.’

De volgende dag zaten ze met zijn drieën wat onwennig op het bankje voor de boom van de uil. ‘Misschien is de maan verhuisd’, sprak de ijsbeer, ‘net zoals ik’. ‘Misschien heeft de maan teveel gezien’, zei de uil. ‘Daar word je niet vrolijk van’. ‘Misschien vindt de maan het donker gewoon plezieriger’, zei de aardworm. Zelf vond hij het ook prettig om dagen onder de grond te blijven en geen anderen te spreken.

‘Wat kunnen we doen’, zei de ijsbeer, om de maan te laten weten dat we haar missen? Dat we haar nodig hebben en dat ze terug moet komen.’ ‘Ik kan wel wat minder muizen eten’, zei de uil. ‘Ik weet dat de maan de muizen graag bij maanlicht tussen de bomen ziet spelen’. ‘Als ik wat minder aan de klaverwortels knaag, knisperde de aardworm, ‘ziet hij de rode en de witte klaver vaker terug glimlachen in het veld. ‘Een dagje vegetarisch is ook niet erg voor mij’, mompelde de ijsbeer. ‘Ik weet hoe de ogen van de maan gaan schitteren als haar licht weerkaatst wordt in zee in de vissenschubben.’

Het leken kleine offers die ze brachten, maar de maan hoorde hen praten en was ontroerd: ‘Misschien wordt het toch een beetje anders dit jaar…’ Helpen jullie mee om in 2021 de maan veel te laten glimlachen?

Gerelateerd