17 september 2020

Hangbuikzwijnen, hazelnoten en ooievaars

Geschreven door Christine Sluyterman
Inspiratie Lex Ger via Pixabay Hangbuikzwijnen, hazelnoten en ooievaars

Het is paradijselijk in het sappig groene buitengebied van Brummen. Weilanden, houtwallen, bospercelen en losjes rondgestrooide boerderijen en huizen. Onze dagen zijn zeer overzichtelijk: we blijven op onze stek, voeren twee maal daags twee hangbuikzwijnen en rijden dagelijks naar het ziekenhuis, waar E. bestraald wordt.

De hangbuikzwijnen hebben bij dit gastvrije huis hun tweede leven gekregen. Als schattige knuffelbare, knorrende biggetjes woonden ze eerder in een nieuwbouwwijk. Klein zijn ze nu allerminst, knorren doen ze nog, maar ze gaan hun eigen gang en hebben de ruimte. We lopen de lange 50 meter naar de wei. E. heeft ondanks het warme weer twee dikke wollen vesten over elkaar aan. We geven ieder een dier voer, kletsen nog wat met ze en wandelen de 50 meter weer terug naar het terras, waar de tuinstoelen klaar staan in de schaduw.

E. sukkelt in slaap. Als ik haar zo zie, heel moe en heel mager, lijkt het alsof een ijskoude hand mijn hart samen knijpt. Ik hoor en zie niets meer, behalve angstaanjagende en benauwende toekomstscenario’s.

Het is een ‘plok’ die mij hieruit wakker schudt. Op de metalen tuintafel is een trosje hazelnoten gevallen. Noem je dat een trosje, zo’n clustertje van die glanzende bruine bolletjes die gehuld lijken te zijn in lichtgroene tutu’s? Ik voel meteen dat ik weer wat lucht krijg, gewoon doordat die nootjes daar zo mooi liggen te zijn en mijn aandacht vragen. Ik bekijk ze zorgvuldig, probeer te achterhalen hoe het allemaal precies in elkaar zit.

Als ik naar E. kijk zie ik de ingevallen wangen en de intense vermoeidheid, maar ik word er niet door bevangen. Ik zie vooral een slapende dierbare vriendin.

Na even wordt ook zij wakker. We staren naar het weiland dat aan de tuin grenst. Een bomenrij scheidt het van het daarachter liggende weiland. En ja, daar zijn ze weer. Alsof het een modeshow is komen 7 ooievaars één voor één over de bomenrij heen vliegen en landen in het weiland waar wij op uitkijken. Die prachtige zwevende vlucht, de plechtige manier van lopen, hun zwartwitte kleed. Het is indrukwekkend en op de een of andere manier ook ontroerend. Het beeld van die vogels met wijd uitgespreide vleugels die tijdens hun vrije zwevende vlucht gedragen lijken te worden geeft moed.

We rukken ons los van de ooievaars. Het is tijd om naar het ziekenhuis te gaan.

Tijdens het schrijven van deze blog kwam de tekst boven, die eerder woordenloos het beeld van de vliegende ooievaars begeleidde: “Spreid uw dragende vleugels onder ons uit, spreid uw warmende lichtglans over ons uit.” Een moedgevend en troostrijk lied dat ik in de Geertekerk leerde kennen.

Gerelateerd