1 mei 2024

Groeten als onvoorwaardelijk geschenk aan de ander 

Geschreven door Fons Klaase
Inspiratie waving-WOLKE108 via Pixabay Groeten als onvoorwaardelijk geschenk aan de ander 

In de stilte van de nanacht lig ik in bed te piekeren over mijn regelmatig opspelende weerbarstigheid jegens anderen. Maar, zo houd ik mezelf – midden in dat gepieker – opeens geruststellend voor: ik kan toch ook heel vriendelijk en liefdevol zijn!? En ik vermoed dat wij mensen geen wezens ‘uit één stuk’ zijn, dat er in elk mensenhart meerdere zielen huizen en dat ieder van ons naast zijn lichtere ook zijn donkere kanten heeft. Dat heb je dan allemaal wel mooi bedacht, zeg ik kritisch tegen mezelf, maar dat wil nog niet zeggen dat je niets zou moeten doen aan je eigen vaak opspelende, vooroordelige gegrommel over mensen, ook al blijft dat meestal binnensmonds. Je mag best eens proberen je wat meer te verplaatsen in anderen. Dus jongen, hop! Je bed uit! Aan de slag! 

Vriendelijk groeten 

Het hangt een beetje van mijn stemming af, maar meestal vind ik het heel gemakkelijk om mensen die ik bijvoorbeeld op straat tegenkom (wel of niet bekenden) vriendelijk te groeten en toe te knikken. Vaak merk ik dat zo’n groet de ander goed doet. En het doet mij ook goed, zo simpel is het leven soms! En het mooie hiervan is dat dit volgens mij alleen kan gebeuren, als je écht oog hebt voor de ander en waarachtig bent in het groeten. Mijn motief om te groeten is dus niet vermengd met eigenbelang. Dat is slechts bijvangst, zo houd ik mezelf voor. 

Ik aarzel. Is dat nou wel zo? En wat betekent eigenlijk ‘iemand groeten’? Wat doen we dan precies? Wat is écht groeten? Vaak lijkt een kleine hoofdknik en een ‘goedemorgen’ al voldoende te zijn. Maar wat te zeggen, als de groeter dit min of meer automatisch doet en zelf met zijn aandacht heel ergens anders is. Echt groeten betekent toch minstens dat je op dat moment met je aandacht bij de ander bent!? 

Groeten als onvoorwaardelijk geschenk 

Graag zou ik het nog iets scherper willen formuleren. Misschien is het te streng, maar ik zou zeggen: in het ideale geval van ‘iemand groeten’ zijn we met volle aandacht even helemaal bij de ander en vergeten we voor even helemaal onszelf. Op dat moment is mijn groeten dan ook onvoorwaardelijk. Dat wil zeggen: ik stel vooraf geen voorwaarden aan de ander, bijvoorbeeld dat die ander ook aandacht voor mij zal hebben en terug zal groeten. Mijn groeten is dan een onvoorwaardelijk geschenk aan de ander. 

Helaas merk ik dat mijn groeten als geschenk aan de ander bepaald niet altijd onvoorwaardelijk is. Regelmatig word ik narrig, als de ander mij niet teruggroet. ‘Hij negeert me zelfs!’, zo grommel ik binnensmonds. Althans, dat dénk ik dan, terwijl de ander misschien van niets weet en met zijn gedachten heel ergens anders is. Blijkbaar verwacht ik iets terug van de ander. Op dat moment ben ik zélf nog te veel in het geding. 

Een hopeloos hoopvolle onderneming 

Proberen om de ander onvoorwaardelijk, onbaatzuchtig te groeten is, zo vermoed ik, een project voor het leven en zal misschien wel nooit helemaal en altijd lukken. Daarom is deze onderneming tegelijkertijd hopeloos én hoopvol. En daar word ik dan wel weer heel vrolijk van! 

PS Die combinatie van ‘hopeloos en hoopvol’ is terug te vinden in een boek van de Amerikaanse theoloog/filosoof John D. Caputo dat mij zeer aanspreekt en inspireert: Hopeloos hoopvol. Belijdenissen van een postmoderne pelgrim.

Gerelateerd