8 juli 2020

Ezel

Geschreven door Fons van den Boogert
Inspiratie Door Joost Evers / Anefo - Nationaal Archief, CC0 Ezel

Het is een beest dat me ontroert. De ezel. Ik geef toe dat het niet de tijd van het jaar is om het te hebben over ezels. Dan zit je toch meer in de kersttijd. Maar ik zie hem dagelijks staan bij mij op de schoorsteen. Het is een spaar-ezel die je aan de onderbuik open kunt schroeven en die dan in 2-en uiteenvalt. Op de rug zit een spleet om geld in te doen. Omdat zijn buik bol is kunnen er veel munten in. Maar ik gebruik hem niet om mijn overtollig geld op te bergen. Wel om naar te kijken.

Het is zijn uiterlijk – ik kan moeilijk anders over hem spreken dan als een hij – dat me telkens ontroert. Die forse kop met onhandig grote oren, het zachtgrijze pluizige vel dat eroverheen getrokken is, het relatief kleine lijf waaronder iele poten die toch heel sterk blijken te zijn, een lange dunne staart die hangt. Het is geen edel dier zodat we niet met ontzag over ‘hoofd’ of ‘benen’ hoeven te spreken. Een harde werker is het, maar tegelijk ook een luie donder. En hij zou koppig en eigenzinnig zijn. Volgens velen ook dommig, terwijl anderen juist een hogere pet van hem op hebben: “een ezel stoot zich in het algemeen, geen tweemaal aan dezelfde steen”.

Maar de ezel heeft althans in het Nieuwe Testament een bijzondere staat van dienst. Er zijn weinig dieren die Jezus van zo nabij meegemaakt hebben. Hij stond in de koude winternacht klaar om baby Jezus warm te houden in de stal waar hij werd geboren. Voor mij is het jaarlijks een weerkerend genot de ezel uit de kerstdoos op te diepen en hem tegen de kribbe aan neer te zetten zodat hij met zijn warme adem het kindeke warm kan houden. En het is ook de ezel die Jezus Jeruzalem binnen voert in de week waarop hij gaat sterven. Een eervoller taak of lijfelijker nabijheid is nauwelijks denkbaar. Onze volksschrijver Reve is vast en zeker ook door deze feiten geïnspireerd als hij schrijft dat God wanneer hij zich opnieuw in Levende Stof gevangen geeft als ezel zal terugkeren.

Ik vind het beeld dat Reve schetst lief, teder en warm. Hij spreekt over God in de gestalte van een ezel die hij meevoert zijn bed in, tegen hem aankruipt en hem bezit. Misschien geldt dat niet voor iedereen, maar in algemene zin meer in aardse termen spreken over God lijkt me een goed idee. Veel van de gebruikelijke theologische begrippen en veel van de beelden die we in de liturgie en kerkelijke gezangen vinden, spreken van een God met (boven)menselijke eigenschappen. Voor mij soms teveel waardoor ik als ex-katholiek geconfronteerd word met het Sinterklaas-geloof dat ik afgezworen heb. Laten we ons arsenaal uitbreiden en meer beesten, planten, hemellichamen en natuurverschijnselen opnemen in onze geloofstaal. Om te beginnen bij de ezel.

Gerelateerd