De Drentse Aa
Geschreven door Marthe de VriesRutger Kopland, Drentse Aa, fragment
I
Morgens aan de rivier, morgens waarin
hij nog lijkt te overwegen
waarheen hij die dag
weer zal gaan,
Of hij diezelfde hevige bewegingen
zal maken als altijd,
of niet meer.
Of zijn deze eindeloze aarzelingen
de lege gebaren van iemand
die al niet meer bestaat,
en zich heeft neergelegd
bij wat hij is, tussen zijn oevers,
in het zinloze spoor
dat hij groef.
IV
Morgen aan de rivier,
morgen waarin hij eindelijk
niets meer zal zijn
dan rivier
Ik ken het goed, het stroomdal van de Drentse Aa, ik groeide er op; een oud landschap, waar de rivier zich al duizenden jaren doorheen kronkelt. Het is een van de weinige plekken in Nederland waar het je niet veel moeite kost om je voor te stellen hoe het er eeuwen geleden uitzag. De Drentse Aa is een plek waar Kopland veel en graag naar terugkeerde, vlak bij zijn huis en waar hij veel gedichten over geschreven heeft.
Het is een gedicht over een rivier, maar het is ook een gedicht over onszelf; je leven als het kronkelende water, dat zijn weg zoekt naar vervulling, naar voleinding en dat uiteindelijk opgaat in zee. Je vraagt je soms af wat voor zin het allemaal heeft, telkens weer die wendingen, de uitgesleten patronen. En toch ligt juist daar de vervulling; niets meer te zijn dan rivier, niets meer te zijn dan jezelf: met alle kronkels en rafelranden, maar ook met vergezichten en verstilde poelen.