16 november 2017

Blij dat ik geen dominee ben

Geschreven door Maarten van der Bijl
Inspiratie Maarten van der Bijl Blij dat ik geen dominee ben

‘k Stond weer eens enthousiast te vertellen. Over een vederlichte glazen zeepbel die je met je adem gestalte hebt gegeven. Behoedzaam begeleid je hem de vriendelijke ruimte in. Twee open handen die nog even mee-bewegen en dan langzaam zich losmaken. Nu gaat hij zijn weg zwevend verder. Het ging over het uitzingen van een zin. Ik ben koordirigent. Mijn core business is, in gebaar of woord, communiceren over muziek. Ik ben daarnaast blij dat ik geen dominee ben.

Voor extra duidelijkheid presenteerde ik tevens het tegen-beeld. Een obese kalkoen die achter een ellendig krom hek neerploft in mul zand. In vrijwel hetzelfde shot iemand die zijn handen afklopt, reeds op de terugweg. Ik had er meteen spijt van: niemand begrijpt mij soms. Toch ben ik blij dat ik geen dominee ben.

Woorden vinden

Musici zouden zich met de muziek van een universele taal bedienen. Klinkt leuk, maar het geldt hoogstens als ze spelen. Wanneer ze praten is het flink behelpen. De meeste woorden die we voor klank gebruiken, hebben we geleend. Hoog of laag, licht, donker, rond, scherp, hard, zacht… Die termen gaan over wat je kunt zien, en voelen (tastzin), niet over horen. Dominees praten dan weer over God.

Voor de muziek wordt het pas echt ingewikkeld als je het over zingen gaat hebben. Tegen een violist kun je nog zeggen: wat meer stok gebruiken, of: wat dichter bij de slof, goede vriend. Maar tegen een zanger kun je niet zeggen: trek je linker stemband eens wat aan. Hoogstens: ga eens goed staan. Dat hoor je dan ook erg vaak. Dominees staan vaak wat voorovergebogen.

Zacht is niet hard

Zingen is een mysterie waar wij in metaforen over spreken. Mijn adem komt vrij evident uit mijn longen, maar zodra ik er over ga praten: van onder me, of het is een zuil. Je kunt er op steunen. Klinkers komen uit je mond, maar zijn net zo goed achter je hoofd, of erboven, op het puntje van je tanden. Duits op het midden van de tong, Nederlands daar juist niet. Zing naar je voorhoofd, of ergens net boven je neus, hoe klinkt dat. Hou de adem vast, grote ogen helpt misschien, de ie mag iets geler, de o ronder, de u meer een gootje, net de letter. Span bogen, gooi pijltjes. Hang de worst voor je neus wat verder. Of, in mijn geval, gewichtsloos kristal en geen mul zand alstublieft. Voor een dominee moet het ook zoiets zijn.

Over God praat hij in termen van vader, moeder, schepper, recht, genade, adem, ruimte, ik, gij, onzichtbaar, tastbaar, licht, liefde, grond, zaaier, zaad, herder, lam. Ook hij komt er niet uit: je snapt het alleen als je het al begrijpt. Zacht, zegt Van Dale, is niet hard. En hard is… eh… niet zacht. Elementaire zaken lenen zich niet zo goed voor woordenboeken: wie ze al kent hoeft ze niet op te zoeken, maar wie ze niet kent wordt van de woorden niet wijzer.

Daarom kun je maar beter musicus zijn. Dan hoeft nooit het woord het laatste woord te hebben. Ze vroegen eens aan Schubert wat hij met een muziekstuk bedoelde. Wacht, zei hij, ik speel het nog een keer.

Gerelateerd