November, de maand van de dood
Geschreven door Jaap MarinusIs er een leven na de dood? Op bol.com krijg ik geregeld boeken aanbevolen over bijna-dood-ervaringen. Het is verleidelijk je daarin te verdiepen, want wie wil er nou geen inkijkje in wat er hierna komt? Toch is het maar de vraag of het daadwerkelijk kennis van een hiernamaals oplevert. En als dat het doet, dan is dat niet altijd fijn. Ook minder prettige ervaringen worden soms omschreven, wat een mens toch angstig kan maken. In Lucas 16 vertelt Jezus een gelijkenis over een rijke jongeman en een arme man, Lazarus. In dit leven heeft de rijke man het goed en Lazarus het slecht. Maar dan sterven ze allebei en dan is het omgekeerd. Lazarus mag bij Abraham in z’n schoot liggen en de rijke jongeman heeft enorme dorst. Laatstgenoemde heeft spijt: had hij maar anders geleefd. Iemand moet zijn familie gaan waarschuwen wat er na dit leven op ons te wachten staat, dan komen ze misschien tot inkeer. Abraham weigert dit.
Er zullen geen doden terugkomen om de levenden te waarschuwen. Ze kennen de teksten, ze weten hoe ze zouden moeten leven. Als dat niet genoeg is, dan kan zelfs iemand die terugkomt uit de doden de familie niet overtuigen. De gelijkenis heeft van zichzelf natuurlijk een andere boodschap, waar je een preek over zou kunnen schrijven, maar als bijna-dood-ervaringen ons bang maken, dan vind ik dit wel een troostrijke gedachte: het is niet de bedoeling dat de levenden kennis hebben of krijgen over wat er na dit leven komt.
Verlangen naar water
In een theologisch boek dat ik onlangs las, kwam ik de gedachte tegen dat er wel een hiernamaals moet bestaan, omdat we er als mensheid zo naar verlangen. Zoals onze fysieke dorst noodzakelijkerwijs betekent dat er zoiets als water bestaat, zo is onze hunkering naar een leven na dit leven, teken dat er wel iets moét zijn. Of dit helemaal opgaat weet ik niet. Deze gedachte wordt ook weleens gebruikt voor God. Omdat er zoveel mensen zijn die in God of het hogere geloven, moet er wel zoiets als een Schepper bestaan. Misschien zit er een kern van waarheid in, maar mensen kunnen ook dingen verzinnen. De Bijbel is er in ieder geval duidelijk over.
Al staat de stevige taal in de Bijbel ons vaak tegen. Sommige dominees zijn geneigd hele teksten over te slaan en niet te behandelen. Hyperbolen, overdrijvingen, verhalen over zonde en straf, we slaan ze over of nuanceren ze wat en plaatsen ze in een vrijzinnig licht: In die tijd is iets gezegd in een bepaalde context, vaak decennia later opgeschreven door totaal iemand anders die het vaak zelf niet eens heeft meegemaakt. Verhalen, eeuwenlang doorverteld en doorverteld voordat ze op schrift werden gezet. Ze kunnen ons inspireren, soms verontrusten, een spiegel voorhouden. Het zijn mooie verhalen met vaak een mooie boodschap, als de taal te stevig wordt, dan lezen we het met een korreltje zout.
Een leven na de dood
Als het gaat over een eeuwig leven, dan vind ik persoonlijk die stevige taal wel fijn. Een leven na de dood, de opstanding van de doden, het is een soort overtuiging, een vrij zeker geloof, dat er toch echt iets is hierna. Hoe dat er dan vervolgens ook uit mag komen te zien. De Bijbel staat vol met de gedachte dat er na dit korte aardse leven, nog een leven komt dat eeuwig duurt. Heel eenduidig is dat overigens niet. Zoals ik het begrepen heb is het zo dat de meeste Joden geloven dat er een opstanding komt uit de dood. We zouden dan opstaan op een nieuwe hemel en nieuwe aarde.
Geen spiritueel Walhalla dus, geen Nirvana waar zielen rondzweven. Nee, een fysieke plek waar we als engelen in de hemel zullen rondlopen. In Openbaring, het allerlaatste boek van de Bijbel, wordt een plek beschreven die hemels is. Gouden straten. De twee bomen uit het paradijs weer fysiek aanwezig in een Nieuw Jeruzalem, een stad die als nieuw uit de hemel neerdaalt, waar alle gelovigen dan zullen wonen, waar geen honger en geen dood meer is.
Fantaseren over de hemel
Het is interessant leesvoer en fantasieën liggen op de loer. Als kind kon ik met mijn ouders en vriendjes tijdenlang fantaseren over hoe het er dan uit zou zien. Het geeft een zekere hoop, dat het leven waar wij over het algemeen zo van genieten, niet stopt na de dood. En dat al het verdriet en al het ongemak dan voor eeuwig is verdwenen. Keerzijde van dit geloof is dat het gevaar op de loer ligt dat we achterover gaan hangen. Ik ken gelovigen die zich niet met het klimaat bezighouden, omdat er – misschien al wel heel snel – toch een nieuwe aarde aan zit te komen. En dat is natuurlijk jammer.
Veel waardevoller is de levenshouding waar de Latijnse spreuk memento mori naar wijst en toe uitnodigt. Gedenk te sterven. Op een dag zijn we er niet meer. En hoe zou het leven zijn als je nou eens niet kon sterven? Leef, alsof het je laatste dag is, een bekende zin uit de Nederlandstalige muziek. Als er nooit meer een morgen zou zijn. Ook zo’n zin. Als vandaag je laatste dag op aarde is, dan wordt ineens alles bijzonder.
Pluk de dag
Memento mori, het ligt dicht bij carpe diem; pluk de dag. Maar dat is misschien meer de Snollebollekes-manier van: nog een feestje vieren, want voor je het weet is het te laat. Liever te dik in de kist, dan een feestje gemist. Nee, memento mori gaat veel meer om het bewustzijn dat, ook al mag je misschien nog tien, twintig, veertig jaar leven, het morgen ook zomaar voorbij kan zijn. Een gedachte die het hele leven meer kleur kan geven.
Dan worden kleine dingen ineens bijzonder. Hoe cliché misschien ook: een dauwdruppel op een blad, reflectie van zonlicht in een plas water, een wesp in je tuin, de grijze herfstlucht. Dan hoef je niet meer op reis, een nieuwe auto, nieuwe kleren. Dan wil je zijn bij de mensen waar je van houdt, woorden spreken of schrijven die van waarde zijn voor de levenden die achterblijven. Nog een laatste kus, een laatste knuffel, iemand écht in de ogen kijken.
Niet gemakkelijk
Geen gemakkelijke constatering overigens. Want de dood is niet gemakkelijk. Zoals de geboorte van kinderen iets alledaags is, maar ook een van de grootste wonderen op onze wereld, zo is ook de dood iets alledaags, maar ook zo stom en verdrietig en moeilijk. Waarom heeft alles een begin en een einde? Waarom moet het zo zijn en waarom is er niets rechtvaardigs aan de dood?
De Bijbel is er in ieder geval duidelijk over: de dood komt voor ons allen en we mogen erop vertrouwen dat we na dit leven bij God mogen wonen. En als ik dan tot slot nog even mag fantaseren, dan graag aan de hand van Psalm 23. Een bekende Psalm, maar hij is zo mooi dat ik hem er graag nog even bij plaats:
Een psalm van David.
De Eeuwige is mijn herder,
het ontbreekt mij aan niets.
Hij laat mij rusten in groene weiden
en voert mij naar vredig water,
Hij geeft mij nieuwe kracht
en leidt mij langs veilige paden
tot eer van zijn naam.
Al gaat mijn weg
door een donker dal,
ik vrees geen gevaar,
want U bent bij mij,
uw stok en uw staf,
zij geven mij moed.
U nodigt mij aan tafel
voor het oog van de vijand,
U zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.
Geluk en genade volgen mij
alle dagen van mijn leven,
ik keer terug in het huis van de Eeuwige
tot in lengte van dagen.
Ik keer terug! Het staat alleen in de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004, maar het is een mooie gedachte. Want als het zo is dat we terugkeren, dan zijn we daar dus al geweest. Als we terugkeren, dan betekent dat dat we er vandaan komen. Dan hebben we misschien een thuis dat dieper zit dan ons thuis op aarde. Misschien is dit leven wel een wonderlijk experiment, wat wij vooral met en voor onszelf mochten aangaan, voor onze geboorte.
En als het dan eindigt straks, dan keren we terug in dat huis, wat we al kenden en waar we soms zo sterk naar terugverlangen dat dit de dorst is waardoor we zeker weten dat er water bestaat. Heimwee naar een plek, die we misschien vergeten zijn, maar die er wel degelijk is, en waar we naar terug zullen keren. Tot in lengte van dagen.
Wie weet.
Foto: Four Bricks Tall @ Flickr.com