Pendelen tussen rust en onrust
Geschreven door Ineke LudikhuizeHeen en weer geslingerd,
Zonder rust of duur;
Was ik naar een wingerd,
Had ik maar een muur.
Deze regels zijn van de dichter Adriaan Roland Holst. Met humor vertelt hij, heel kort, hoe je als mens de onrust zelf kan zijn. Het gedicht lijkt op de beroemde regel uit Psalm 42:
Wat ben je bedroefd, mijn ziel
en onrustig in mij.
Het is door de eeuwen heen hetzelfde liedje: altijd weer drijft onrust mensen voort, terwijl ze snakken naar rust. Ze waaien heen en weer in loeiende stormen en hopen op het zachte suizen van de stilte. Ze slingeren maar een beetje over de grond, want ze weten niet aan wat of wie ze zich zouden kunnen optrekken.
Onrust, een stuwende kracht
Maar onrust is ook een enorme kracht. Mensen zijn constant op zoek naar nieuwe dingen. Ze doen ontdekkingen. Ze vergroten hun kennis. Ze verleggen grenzen.
Onrust is prima, want het brengt mensen tot grote hoogten. De joodse traditie zegt: die onrust hoort bij ons. We zijn vluchtelingen, gasten en zwervers op aarde. Wij gaan her- en derwaarts, want alleen met zo’n zoekende manier van leven komen we verder in wetenschap en techniek, in kennis en kunde. Bovendien zijn we maar kort hier op aarde, dus is het zaak om niet te wachten met het bereiken van wat je wilt.
Het is een levenskunst om maat te houden, rust én onrust in je leven te hebben in constante afwisseling en zonder dat je van het een of het ander te veel hebt. Dat is niet makkelijk, want wat er allemaal gebeurt in je leven heb je lang niet altijd in eigen hand.
Ankers geven houvast en rust
De kunst is om voldoende ankers in je leven te hebben. Te midden van alles wat er gebeurt, is er dan houvast en een stimulans om door te groeien. Voor sommigen is God zo’n anker; anderen kiezen boeken, mensen of nog wat anders. Als je die ankers hebt, kun je druk zijn en her- en derwaarts gaan… Maar dan ben je als de wingerd die een muur heeft gevonden, een rustplaats voor de ziel.