17 februari 2018

Orgaandonatie: touwtrekken tussen ratio en gevoel

Geschreven door Alleke Wieringa
Actueel foto: H. Hach Orgaandonatie: touwtrekken tussen ratio en gevoel

Het is 13 februari 2018 als ik dit schrijf. Terwijl de zuidelijke helft van Nederlands zich half bevroren afcarnavalt, vergaapt het noorden zich aan alle schaatsmedailles die in Peyongchang bij elkaar geveegd worden. Of men tracht zich een mening te vormen over Halbe waarheden en hele leugens en de consequenties daarvan. En de rest lijkt griep te hebben – beterschap allemaal!

Maar de grootste aardverschuiving voltrok zich wat in de marge: want echt alle Nederlanders zijn van de ene dag op de andere iets ‘anders’ geworden. Per heden dinsdag 13 februari zijn wij allen per wet orgaandonor geworden.

TENZIJ

Tenzij je er zelf bezwaar tegen maakt, óf je nabestaanden.

Ik vind dit een vreemde gewaarwording. Was tot gisteren mijn lijf mijn trouwe dienaar en metgezel, waardoor mijn aanwezigheid op aarde mogelijk is – nu wordt er begerig gekeken naar de onderdelen waaruit ik besta en of die mogelijk nog te recyclen zijn – stel dat ik nu tegen een tram aanloop. Zeg maar: opeens ben ik ‘een magazijn potentiële onderdelen’.

Natuurlijk – het is allemaal hypothetisch want ik loop gewoon gezond rond, maar toch. Ik moet hier wat van vinden en ik moet dus wat beslissen. Ik moet iets beslissen over mijn lijf, als ik er (althans dat vermoedt men) niet meer ben. Goed, het duurt nog even voor de wet in detail is uitgewerkt.

Vragen, vragen, vragen

Ik ben erg benieuwd hoeveel mensen zich gaan afmelden. Ik ben heel erg benieuwd of er daadwerkelijk meer organen beschikbaar komen. En of de mensen op de wachtlijsten inderdaad sneller geholpen zullen worden. Gaat iemand dat bijhouden?

Ik vraag me ook af of, als er genoeg organen zijn, men ook bij minder ernstige indicaties sneller overgaat tot vervanging van het aangetaste orgaan? En hoe leg je iemand met een verstandelijke beperking uit dat zij nu donor is, tenzij….?

En hoe ‘hersendood’ is hersendood?

En wat te denken van het zgn. ‘celgeheugen’? Is een orgaan een neutraal iets of bevat het informatie over de vorige eigenaar, die nu bij de ontvanger van het orgaan geïncorporeerd wordt?

En hoe voorkom je dat bijvoorbeeld dat er bij een ‘uitname’ ook nog en passant wat ei- of spermacellen ‘geoogst’ worden voor onderzoek?

En als ik zelf aan de beurt ben?

Veel van deze vragen zijn gesteld in het lange debat. De kranten besteedden er ook uitvoerig aandacht aan. Maar langs welke lijnen moet ik mijn gedachten laten gaan om tot een besluit te komen? Nu ben ik levend-en-wel en is doneren niet aan de orde. Maar misschien verongeluk ik en dan is het wel een kwestie.

En – niet onbelangrijk in de overwegingen: ik kan ook zelf straks iets krijgen waardoor ik een orgaan nodig heb. Ik tast in gedachten de ‘registers’ af die tot mijn beschikking staan……..

Naar een oplossing redeneren

Is een begrip als compassie leidend: mijn naaste liefhebben, die is als ik? Niemand wil dat mensen doodgaan en zeker niemand wil dat mensen te jong en te vroeg doodgaan. En toch gebeurt het. In zekere zin helpt de ene pechvogel de andere.

Is mijn visie op een eventueel leven na dit leven leidend en heb ik daar mijn stoffelijke lichaam bij nodig of niet?

Of wantrouw ik, en wil ik eerst zekerheid over de uitnameprocedure: wie garandeert me dat ik echt dood ben en echt niets meer voel?

Of weegt bij mij zwaarder dat een mens de onverbiddelijke gang van het leven maar te accepteren heeft? ‘De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen?’ Niks doneren, niks ontvangen?

En denk ik dat dan nog steeds, als mijn geliefde, partner of kind gered kan worden door een donororgaan?

God zwijgt. Jezus gaf weliswaar zijn leven. Maar dat had een ander doel. En een andere oorzaak. Toen de bijbel aan het ontstaan was, was er geen sprake van orgaandonatie. Naar de letter vind je niets. In welke geest zou je verder moeten denken?

Ontroering en compassie winnen

Opeens moet ik denken aan de tijd dat ik geestelijk verzorger was in revalidatiecentrum De Hoogstraat. Ik ontmoette allemaal mensen wier leven vaak van de ene op de andere dag totaal veranderd was.

Door een bloedstolseltje in de hersenen, een klap op de schedel, het breken van de ruggengraat of een letterlijk zenuw-slopende ziekte.

Gave mensen, lieve mensen, mensen met kinderen, originele gasten, humorvolle figuren en zeergeleerden of zeer eenvoudigen. Mensen zoals ik, maar dan ‘gevangen in de vlucht’ en zwaar beschadigd op de grond terecht gekomen. Machteloos en ontroerd luisterde ik. Ik herinner me dat ik regelmatig verzuchtte: och, had ik maar een magazijntje met onderdelen dat ik je een nieuw stukje hersen of ruggegraat kon geven, had ik maar een nieuw been voor je of minder pijn, ……… maar ja, dát magazijn bestaat niet voor de meeste revalidatie problemen. Maar er zijn wel mogelijkheden voor mensen die een hart of longen of een nier nodig hebben – zodat ze verder kunnen leven voor met partner of voor hun kinderen of zomaar om wie ze zijn en omdat ze leven willen. Mensen zoals ik.

Ik denk dat voor mij de ontroering en de compassie de doorslag gaan geven.

Wat denkt u? En hoe vergaat het u in dit proces?

Over Alleke Wieringa

Alleke Wieringa

Alleke Wieringa is predikant van de Geertekerk

Gerelateerd